Gegevens over je ziekte doorgeven aan een arts via een app, website of door te videobellen. Het gebruik van deze zogeheten e-health-toepassingen neemt momenteel flink toe. Experts waarschuwen dat het wel zorgvuldig moet worden uitgerold.
Via een app direct aan het ziekenhuis doorgeven hoe hoog je bloeddruk en hartslag is. En met een druk op de knop voeg je ook nog toe hoe je je voelt. Dat is nu al mogelijk. Op die manier informeer je jouw arts op een toegankelijke en zeer eenvoudige manier hoe het met je gaat.
Het is vooral handig voor mensen met chronische aandoeningen. Momenteel moeten zij steeds na een vaste periode, bijvoorbeeld een half jaar, op controle langskomen bij een specialist. Maar het scheelt de patiënt en de arts tijd (en geld) als hij minder vaak naar het ziekenhuis hoeft wanneer het goed met hem gaat. En het helpt natuurlijk ook als het omgekeerd is: wanneer het niet goed gaat met zijn gezondheid, wordt dit eerder opgemerkt en kan het levensreddend zijn als hij sneller naar het ziekenhuis gaat.
Oude huisartsenpraktijk verandert
Door de coronacrisis is het gebruik van e-health in een stroomversnelling geraakt, ziet e-health-onderzoeker Valentijn Visch van de TU Delft. “We zijn meer gewend geraakt aan communiceren op afstand, voor zowel werk als privé. We hebben ook minder direct contact met anderen. Meer mensen bestelden online boodschappen, gingen vergaderen en borrelen via de computer of deelden belangrijke documenten, foto’s en andere informatie online. Dat zien we ook bij de gezondheidszorg.”
Er zijn nog niet heel veel cijfers bekend, maar het lijkt erop dat wereldwijd steeds meer huisartsen en ziekenhuizen er gebruik van maken. Voor de pandemie uitbrak werd tachtig procent van de afspraken met artsen ouderwets face-to-face gemaakt, laat de National Health Service (Engeland) weten in een recent artikel in The Economist. Dat daalde tijdens de pandemie naar zo’n vijftig procent. Veel consulten werden voortaan telefonisch gedaan of via apps, platforms en e-mail.
In Nederland is door de coronapandemie naar schatting zo’n tachtig procent van de huisartsen direct online gegaan. De app Covid Radar, die werd ontwikkeld door het LUMC en waarin je coronaverschijnselen kon bijhouden, werd honderdduizenden keren gebruikt. Het zijn voorbeelden van de bereidwilligheid en plotselinge forse toename en interesse in e-health. De oude huisartsenpraktijk waarbij je fysiek naar de arts langs ging, is rap aan het veranderen.
Deze ommezwaai lijkt vooral aanlokkelijk en positief, maar de toenemende interesse in e-health herbergt volgens specialisten ook een gevaar. “We moeten het er nu niet doorheen jakkeren”, stelt onderzoeker van e-health-technologie Monique Tabak (Universiteit Twente). “Als je e-health echt succesvol wil laten zijn, dan moet je het zorgvuldig introduceren en uitrollen. Als je nu zomaar de huidige consults en het monitoren van patiënten compleet vervangt door nieuwe technologie, dan heeft dat niet altijd toegevoegde waarde en kan het er juist voor zorgen dat sommige mensen niet mee kunnen in deze ontwikkeling en verder achterop raken in de zorg. Het is wel tijd om de zorg anders in te richten en e-health helpt daarbij. Het kan zeer goed ondersteunend en motiverend zijn. Maar het moet dan wel onderdeel zijn van een brede, inclusieve aanpak.”
Op afstand
Zo is e-health niet een vervanging van de fysieke zorg. Het sluit niet uit dat artsen patiënten zien. Het is ook niet de bedoeling dat artsen alle kwalen alleen maar op afstand behandelen. Het kan zelfs goed zijn dat wanneer je een chronische aandoening hebt, het er juist voor zorgt dat je eerder naar de arts gaat. Bijvoorbeeld wanneer je hartslag niet goed is of als je bloeddruk te hoog is. “Je moet het echt zien als een aanvulling op de bestaande zorg met e-healthmodules. De voordelen van ouderwetse zorg in de praktijk gecombineerd met die van nieuwe zorg. Als patiënt krijg je makkelijker info over je kwaal en heb je sneller en eenvoudiger toegang tot een huisarts of specialist”, zegt Visch.
E-health moet bovendien goed worden geïmplementeerd. “Veel mensen kunnen met een smartphone omgaan, maar voor de gezondheidszorg is het gebruik ervan toch echt net iets anders”, zegt hoogleraar e-health Lisette van Gemert-Pijnen van de Universiteit Twente. “Zorgverleners moeten zelf nadenken wat het betekent voor hun praktijk als ze met apps of beeldbellen gaan werken. Welke informatie vergaar je op die manier? Vaak is er wat aarzeling, omdat je gegevens ophaalt buiten het ziekenhuis en de autonomie als dokter dus een beetje kwijt lijkt te raken. Je moet er vooraf over nadenken hoe je daarmee omgaat.”
Ze noemt als voorbeeld patiënten die hartfalen hebben gehad en ontslagen worden uit het ziekenhuis. “Het is verstandig om deze mensen thuis te monitoren, door ook daar de vitale functies te meten, zoals de hartslag en jezelf te wegen. Zo houd je controle. Uit onderzoeken blijkt dat deze mensen dit achteraf als prettig ervaarden, alsof een specialist meekeek in hun woning of het goed ging. Maar ze misten nog wel ondersteuning bij wat ze wel of niet moesten eten. Hoeveel zout mochten ze nou? En als het warm weer is, dien je dan meer te drinken en hoeveel dan? Dat is niet zozeer de specialisatie van cardiologen, maar het waren wel vragen die de patiënten hadden. Er is dan ook een multidisciplinaire aanpak nodig van gezondheid en leefstijl. Je moet er dus ook een diëtist bij betrekken en hun expertise inbouwen. Daar dient e-health ook mee aan de slag te gaan. Van dit soort onderzoeken moeten leren we, zowel wat de artsen als de patiënten willen.”
Nu e-health duidelijk de wind in de rug heeft, is het verstandig om het slim in te zetten, stelt Visch. “Nu moeten we doorpakken. Eigenlijk is er geen weg meer terug, e-health gaat zich steeds meer ontwikkelen. Het is daarom nu belangrijk om het zo goed mogelijk te introduceren. Zorg dat je weet wat de behoeftes van patiënten en artsen zijn. Een app ontwikkelen die maar twee jaar wordt ondersteund, heeft bijvoorbeeld weinig zin. We moeten nu alvast vooruit kijken over de langere termijn, want e-health gaat niet meer weg.”
Op 4 november vertelde medisch bioloog Martijn de Groot in De Studio van NEMO over verschillende toepassingen van digitale technologie die nu al een verschil maken in de zorg. Luister zijn verhaal hier terug.